zaterdag 17 juli 2021

Doel en praktijk van het huisbezoek

In het eerste deel van deze serie artikelen over het huisbezoek heb ik geschreven over de Bijbelse en historische achtergronden van het jaarlijkse huisbezoek. De landelijke trend van dit moment is er één waarbij het jaarlijks huisbezoek niet meer plaatsvindt. Het herderlijk toezicht op de gemeente komt dan in handen van bijvoorbeeld een wijkteam of bezoekbroeders en -zusters. 

In dit artikel ga ik in op doel en praktijk van het huisbezoek. Waarom bellen ambtsdragers u op om een afspraak voor een huisbezoek te maken? En wat maakt een huisbezoek tot een goed huisbezoek, dat voldoet aan het doel?

Doel

Wat is het doel van het jaarlijkse huisbezoek? In het vorige artikel werd duidelijk dat onze praktijk van huisbezoek geen rechtstreeks Bijbels gebod is. Nergens staat er in Gods Woord dat jaarlijks gemeenteleden bezocht moeten worden door de oudsten van de gemeente. Wel is het een concrete invulling van een belangrijke Bijbelse taak die op de schouders van de ouderlingen rust: het herderlijk opzicht op de gemeenteleden. Voor de diakenen is het de invulling van hun roeping om om te zien naar de naaste in de gemeente. Alle ambtsdragers verrichten die taak namens Christus, die de goede Herder van Zijn kudde is.

Kerntekst

In Handelingen 20:28 neemt Paulus afscheid van de oudsten (ouderlingen) in Efeze. Bij die gelegenheid maant hij hen tot hun ambtelijk werk. ‘Zie dan toe op uzelf en op heel de kudde, te midden waarvan de Heilige Geest u tot opzieners aangesteld heeft om de gemeente van God te weiden, die Hij verkregen heeft door Zijn eigen bloed.’

Deze tekst is een belangrijke kerntekst voor onze huisbezoekpraktijk. Er komen hier een aantal elementen samen. Allereerst de bekende verbeelding van de gemeente als de kudde met de Herder aan het hoofd. Daarnaast de verhouding van de ambtsdrager (opziener) ten opzichte van Christus. De gemeente is van Christus, die haar verkregen heeft door Zijn sterven. De ambtsdrager wordt aangesteld door Christus en doet zijn werk dan ook in blijvende afhankelijkheid van Hem.

Uniek

Het jaarlijkse huisbezoek is te onderscheiden van pastorale bezoeken bij bijzondere omstandigheden. Die bezoeken worden gebracht naar aanleiding van een bepaalde gebeurtenis: bijvoorbeeld bij geboorte van een kind, jubilea, ziekte of rouw. Het jaarlijkse huisbezoek onderscheidt zich daarvan, doordat er geen directe aanleiding is voor het bezoek. De enige aanleiding is de afspraak en het streven om jaarlijks alle adressen van de gemeente een ambtelijk bezoek te brengen.

Daarmee is het huisbezoek uniek! Op welke andere plaatsen in de maatschappij vind je het, dat er ‘zomaar’ iemand langs komt om te vragen hoe het met je gaat en persoonlijk aandacht kan geven aan uw situatie? In een tijd van toenemend individualisme en een vanuit de overheid gestimuleerde sterke focus op zelfredzaamheid kan de kerk hier een duidelijke tegencultuur vormen.

We hebben met het jaarlijks huisbezoek goud in handen! Dat geldt voor de kerkenraad, maar het is goed dat ook gemeenteleden zich dat realiseren. U wordt gezien en gehoord!

De praktijk

Dat betekent niet dat in de praktijk alles altijd goed verloopt. Of een huisbezoek tot zijn recht komt en er door zowel ambtsdragers als gemeentelid goed op teruggekeken wordt, is van veel zaken afhankelijk. Is het de ambtsdrager gelukt om tot de kern door te dringen en niet te blijven hangen in oppervlakkige gesprekken? Heeft het gemeentelid zich opengesteld en het aangedurfd om persoonlijke zaken op tafel te leggen? Heeft de ambtsdrager daartoe een veilig klimaat kunnen scheppen in het gesprek? En is het wezenlijke van geloof en geloofsbeleving op een verbindende manier aan de orde gekomen? Maar is er ook verbinding gelegd door te spreken over koetjes en kalfjes? Die kunnen toch ook niet gemist worden!

Al dergelijke vragen zijn van belang. Daarom is toerusting van ambtsdragers op dit punt ook zo belangrijk. Immers: een goed huisbezoek wil een instrument in de handen van Gods Geest zijn om tot geloof en bekering te brengen of ook geloof, hoop en liefde te versterken.

De tempel van Salomo

Voor ambtsdragers is daarbij behulpzaam het voorbeeld van de tempel van Salomo. Dit voorbeeld wordt gebruikt door Nico van der Voet in één van zijn artikelen. Hij onderscheidt de volgende fases in het gesprek. Deze fases zijn gemakkelijk te onthouden aan de hand van de indeling van de tempel van Salomo. 

1. Aan het begin van het gesprek is het goed om te spreken over de vraag hoe het met iemand gaat. Daarbij kunnen allerlei levensgebeurtenissen (ingrijpend of minder ingrijpend) een plaats krijgen. Dit is de eerste voorhof van de feiten.

2. Vervolgens kan worden doorgevraagd naar de gevoelslaag van ons leven. Wat doet het met het gemeentelid dat dit of dat gebeurd is? We zijn immers mensen en geen robots. Wat we meemaken, doet wat met ons van binnen. Dit is de tweede voorhof van de gevoelens.

3. Daarna kan het gesprek zich verder verdiepen door te verbinden aan het geloof. Welke rol en betekenis heeft het kennen van God en Christus in het leven van het gemeentelid? Welke verbinding ziet hij of zij tussen levensgebeurtenissen en Gods leiding? Welke geestelijke lessen worden er geleerd? Dit is het heilige van het geloof.

4. Als laatste mogen ambtsdrager en gemeentelid het heilige der heiligen binnengaan van de ontmoeting met God. Samen openen ze de Bijbel en gaat de ambtsdrager voor in gebed. Alles wat besproken is kan daarbij aan de Heere worden opgedragen. Vanuit het vaste geloof dat Hij als de Herder Zijn kudde leidt en draagt.

Kernen

Wat kan er zoal aan onderwerpen aan de orde komen tijdens het huisbezoek? Zoals hierboven al benoemd onderscheidt het jaarlijkse huisbezoek zich van een pastoraal gesprek doordat er geen concrete aanleiding voor het bezoek is. Juist dat geeft ruimte om algemenere (maar niet minder belangrijke!) zaken aan de orde te stellen. 


 

Zo kan het gaan over het al dan niet meeleven met de gemeente. Er kan worden gevraagd naar de vrucht op de prediking. Wat bewerkt de wekelijkse verkondiging? Blijft iemand er onbewogen onder? Of wordt Gods stem gehoord? Verder biedt het reguliere huisbezoek ruimte om te spreken over het gebruik van de sacramenten van doop en avondmaal en hoe de beleving daaromtrent is. Tenslotte zal er aandacht zijn voor de levenswandel. Hoe krijgt de navolging van Christus vorm? En wat betekenen de Tien Geboden daarbij?

Verdere toerusting

Er zit altijd een gevaar aan schema’s en lijstjes. De praktijk kan immers heel anders verlopen. Daar moet ruimte voor zijn. Van ambtsdragers wordt ook flexibiliteit gevraagd. Toch kan het bovenstaande helpen om tot een goed huisbezoek te komen.

Op deelonderwerpen is dan verdere toerusting mogelijk en wellicht ook nodig. Als kerkenraad hopen we na de zomermaanden van 2021 de draad wat dat betreft weer op te pakken. We zullen dan spreken over (1) de voorbereiding op en de feedback na het huisbezoek, (2) hoe jongeren en kinderen bij het huisbezoek betrokken kunnen worden, (3) hoe we ons verder kunnen ontwikkelen in gesprekstechniek en (4) hoe je een gezonde en veilige relatie opbouwt in het pastoraat.

We hopen dat door middel van deze toerustingsmomenten het huisbezoek in onze gemeente zal worden versterkt. Daarbij beseffen we dat God geen bekwamen roept, maar geroepenen bekwaamt! Moge Zijn zegen rusten op dit stukje van het ambtelijk werk.

ds. F.W. van der Rhee

woensdag 7 juli 2021

Ze komen weer... - over het huisbezoek

Eén keer per jaar is het weer zover: er wordt een afspraak gemaakt voor het huisbezoek. Doorgaans twee ouderlingen of één ouderling en één diaken komen bij u op bezoek. Ze brengen dat bezoek namens de kerkenraad, als ambtsdragers. Zo zijn we het gewend, zo gebeurt het al jaren. Maar waar komt die gewoonte vandaan? Waarom doen we het eigenlijk op deze manier? En wat maakt een huisbezoek tot een goed huisbezoek? 

Christus komt op bezoek

Het jaarlijks huisbezoek functioneert in gemeentes van gereformeerde snit als de ruggengraat van het pastoraat. Het is het instrument waarmee de ambtsdragers uitvoering geven aan de taak die zij op zich hebben genomen. Bij de bevestiging van ouderlingen en diakenen wordt het formulier voor de bevestiging gelezen. Daarin staan hun verantwoordelijkheden en taken beschreven. Met name de ouderlingen hebben de taak om opzicht te hebben over de gemeente. Zij hebben dat te doen in volledige afhankelijkheid van en gehoorzaamheid aan de Opperherder Jezus Christus. Christus waakt als de goede Herder over Zijn kudde. Dat is een geloofsuitspraak. Maar het wordt ook concreet! Als een ouderling u opbelt voor het maken van een afspraak voor het jaarlijkse huisbezoek, doet hij dat niet zozeer uit eigen beweging. Ook is het niet alleen de afspraak die we als kerkenraad naleven. Het is in opdracht van Christus zelf dat hij dit doet. Tijdens het huisbezoek komt Christus zelf op bezoek, al weet elke ambtsdrager dat hij in zichzelf een feilbaar en zondig mens is. 

Bijbelse achtergronden

Zoals voor wel meer kerkelijke gebruiken geldt, komen we nergens in de Bijbel een opdracht tegen voor het jaarlijks afleggen van huisbezoeken. Toch past het instrument van het huisbezoek heel goed bij belangrijke Bijbelse noties. Zo lezen we het Nieuwe Testament dat het belangrijk is om in de gemeente naar elkaar om te zien. De notie dat Christus de Herder is die Zijn kudde (de gemeente) leidt komen we tegen op meerdere plaatsen. In 1 Timotheüs 3 en 4 en in Titus 1 lezen we over de taken die ouderlingen en diakenen ambtshalve hebben. De ambten van ouderling (oudste) en diaken komen we ook tegen in Handelingen. In Lukas 19 zien we Jezus het huis van Zacheüs binnengaan. ‘Heden moet Ik in uw huis verblijven.’ Dichterbij kun je in iemands leefwereld niet komen. Dan moet je diens huis zijn. Ons huis is de basis van waaruit we het leven leven. 

Als we al deze Bijbelse principes overzien, blijkt dat het huisbezoek daar heel goed op aansluit. Het is een goed instrument voor ambtsdragers om te kunnen doen wat zij namens Christus als verantwoordelijkheid hebben ontvangen. 

Calvijn

Degene die aan het begin van deze kerkelijke praktijk staat is de reformator Johannes Calvijn. Vanaf 1550 voert hij het jaarlijkse huisbezoek in in zijn gemeente Geneve. Hoe kwam hij daartoe?

In de Rooms-katholieke kerk werd het herderlijk opzicht uitgeoefend door middel van de biecht. Wie een geestelijke wilde spreken, schuld en zonde wilde belijden, kon daarvoor terecht tijdens de biechtmomenten. De biechtvader luisterde dan naar het verhaal van de biechteling. Vervolgens gaf hij hem een opdracht mee. Bidt zoveel keer het Onze Vader en geef een bedrag als offer aan de kerk en dan zullen je zonden vergeven zijn. 

De Reformatoren hebben scherpe kritiek geleverd op deze praktijk. Genade wordt niet verkregen door bemiddeling van de kerken en het doen van goede werken. Een zondaar wordt gerechtvaardigd uit genade door het geloof alleen. Daarom werd de biecht afgeschaft. Daarmee werd echter ook het middel afgeschaft, om te spreken over zonde en genade. Dat dat gesprek moet plaatsvinden, daarvan was Calvijn overtuigd. Dat leidde er toe dat hij het jaarlijks huisbezoek instelde. 

Onderwijs

Daarbij had het huisbezoek voor Calvijn ook een ‘catechetische’ betekenis. Het bood gelegenheid om de kerkleden te onderwijzen, met name ook met het oog op de viering van het Avondmaal. Bij het Avondmaal gaat het immers bij uitstek om zonde en genade. 

Ook de levenswandel van de gelovigen was daarbij onderwerp van gesprek. Aan de vrucht herken je de boom. Wie niet door Gods Geest opnieuw geboren wordt, vertoont ook geen tekenen van bekering en oprechte toewijding aan de Heere. 

Zo werd het huisbezoek ook het instrument voor het kerkelijk opzicht en de tucht. Om Avondmaal te vieren moet je recht voor God staan. Niet op grond van eigen werken en inspanningen, maar op grond van Christus’ genade en overgave en geloof in Zijn volbrachte werk. 

Historische ontwikkelingen

De Synode van Dordrecht (1618-1619), waar we de Dordtse Leerregels aan te danken hebben, sprak zich ook uit over de praktijk van het huisbezoek. Zij benadrukte de koppeling met het Avondmaal, die Calvijn al had gemaakt. 

In de 19e eeuw leidde dat er toe, dat in sommige gemeenten de predikant samen met een ouderling in de week van voorbereiding op het Avondmaal de hele gemeente rondging. Uiteraard konden deze huisbezoeken niet erg lang duren: vaak maar vijf minuten. De jas ging niet uit. Er werd kort gevraagd of de persoon in kwestie Avondmaal kon vieren. Zo ja, op welke gronden? Zo niet, waarom niet? Daar werd vervolgens nog kort wat over gezegd en dan vertrokken de ambtsdragers weer naar het volgende adres. 

In de 20e eeuw groeiden de ambtelijke huisbezoeken uit tot bredere, pastorale gesprekken. Waar in de 19e eeuw een al te eenzijdige focus op het Avondmaal heerste, daar kwam er nu meer aandacht voor het gehele leven van de kerkganger. 

Later in de 20e en 21e eeuw wordt het ambtelijk karakter van het huisbezoek breder opgevat. Ook gemeenteleden (geen ambtsdragers) worden ingeschakeld om jongeren of ouderen te bezoeken. In sommige gevallen vervaagt dan het ambtelijke van het bezoek. Al snel kan een dergelijk bezoek meer als koffievisite ervaren worden, dan als een bezoek dat namens de Opperherder Christus wordt gebracht. In andere gevallen blijven dergelijke bezoeken goed ingebed in een ambtelijke structuur. 

Trend

Vandaag de dag wordt een trend zichtbaar, waarbij er geen jaarlijks huisbezoek meer plaatsvindt. Het pastorale werk komt dan in handen van bijvoorbeeld een wijkteam, maar is niet meer ambtelijk ingebed. 


Hoe moeten we deze trend waarderen? De praktijk leert dat nogal eens het pastorale opzicht verwatert en de tucht niet meer wordt uitgeoefend. Voldoen ambtsdragers dan nog wel aan hun taak om de kudde van God te hoeden? Daarbij is het ook de vraag wat aan deze trend ten grondslag ligt. Het is mijn indruk dat daar zowel praktische als inhoudelijke zaken in mee spelen. Praktische zaken als de belasting in tijd die het jaarlijks huisbezoek meebrengt voor ambtsdragers. Kerkenraden zijn ook (te) klein geworden door een gebrek aan kandidaat ambtsdragers in de gemeente. Ook lijkt in kerkenraden soms het besef vervlogen te zijn wat het belang van een goed huisbezoek is en hoe je zo’n bezoek op een goede manier vorm geeft. 

Onze situatie

Mede daarom bezinnen we ons ook als kerkenraad op dit onderwerp. We zijn gezegend met voldoende broeders die de last van het ambt willen dragen. Die last valt echter lichter en wordt dragelijker, wanneer je beslagen ten ijs komt en voldoende vaardigheden in je bezit hebt gekregen om een huisbezoek een goed huisbezoek te doen zijn. Toerusting is dan onmisbaar. Toerusting op de uitgangspunten, maar ook op de praktijk van het huisbezoek. Daarbij mogen ze dit ambtswerk doen in de wetenschap dat de Heere hen gezonden heeft én bekwaam maakt om dit mooie en soms ook moeilijke werk in Zijn gemeente te verrichten. 

In een volgend artikel hoop ik in te gaan op doel en praktijk van het huisbezoek. 

ds. F.W. van der Rhee


Dit artikel werd eerder gepubliceerd in Pniëlcontact, kerkblad van de Chr. Geref. Kerk Veenendaal - Pniël (febr. 2021)